Robert Cotton is pas zes jaar als zijn vader sterft. Op zestienjarige leeftijd overlijdt ook zijn moeder. Hij wordt naar het Gordon Boys Home gestuurd, een weeshuis voor jongens. In februari 1911 gaat hij als beroepsvrijwilliger in het leger. De ultieme kans om carrière te maken voor veel jongens van arme afkomst of zonder familie. Het leger geeft hen zekerheid, eten en huisvesting.
Zijn eenheid is het 2nd battalion “Queens” Royal West Surrey Regiment. Wanneer de oorlog uitbreekt in augustus 1914 verblijft hij met zijn regiment in Zuid-Afrika. In september 1914 komen ze aan in Europa om zich aan te sluiten bij het Belgisch leger. Een maand later bevindt hij zich in Zonnebeke om de Duitse opmars te stoppen. Lang zal hij die missie niet kunnen uitvoeren: bij Broodseinde wordt Cotton getroffen door een kogel in zijn heup en valt gewond neer. Oprukkende Duitse troepen doen hem ook geen goed, hij wordt voor dood achtergelaten. Als bij wonder, vinden Britse brancardiers hem de volgende dag in hun zoektocht naar overlevenden op het slagveld. Na meer dan een jaar hospitalisatie wordt hij op 14 november 1915 eervol ontslagen uit militaire dienst. In 1918 trouwt hij en hij krijgt drie zonen en twee dochters. Zijn huis noemt hij ‘Zonnebeke’ naar het dorp waar hij zijn verwondingen opliep. Hij wordt 77 jaar.
Deze badge droeg Cotton op zijn uniform en maakte duidelijk tot welk regiment hij behoorde. (Collectie Memorial Museum Passchendaele 1917)