Menu toggle

De Provincie West-Vlaanderen zette de laatste jaren sterk in op agrarisch erfgoed. De Provincie gaf aan het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) de opdracht om in de periode 2014-2016 West-Vlaamse agrarische collecties te registreren, te waarderen en, waar nodig, de herbestemming mee te begeleiden. Vijf collecties werden van dichtbij bestudeerd : Landbouwmuseum Heuvelland, Landbouwmuseum LeiedalCollectie openluchtmuseum Bachten de KupeLandbouwcollectie Waregem en provinciale collectie Bulskampveld

Hier volgt een smaakmaker uit elk van de collecties :  

Locomobiel

Een locomobiel is niet meer dan een stoommachine op wielen waarmee hoofdzakelijk dorsmachines werden aangedreven. Bijna elke producent had zijn eigen ontwerp en kenmerken, maar grotendeels kwamen die wel overeen. De afmetingen varieerden tussen 3-4 meter lengte, 1-1,5 meter breedte en de hoogte bedroeg wel 2 meter, zonder de schoorsteen die gemakkelijk 4-5 meter hoog kon zijn. De verhitting van het water door steenkool genereerde stoom waardoor kracht werd opgewekt die toeliet landbouwmachines aan te drijven. Eén van beide vliegwielen was met een lange aandrijfriem met de machine verbonden. De schoorsteen van de locomobiel was vrij hoog om te vermijden dat asresten op het hooi of stro zouden terechtkomen en in brand zouden vliegen. Deze schoorsteen kon overigens worden neergeklapt bij het transport. De locomobiel werd van boerderij naar boerderij voortgetrokken, maar was verder weinig wendbaar. Het grote voordeel was de relatief goedkope en grote kracht die kon worden bekomen. Nadeel was de noodzaak aan water en veel steenkool wat natuurlijk extra transport met zich meebracht. (Landbouwmuseum Heuvelland)
1/5
Meer informatie over dit beeld

Tuimelkarn

Een karn diende voor het maken van boter uit melk. Vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw vervingen mechanische karntoestellen stilaan de handkarn. De productie van tuimelkarnen lag in handen van firma’s die ook ontromers of melkmachines verkochten. Eén van de bekendere merken was Belgica, maar ook Victoria of Mélotte kwamen veel voor. De tuimelkarn vertoont grote gelijkenissen met de rolkarn. Dus ook hier een ton in de vorm van een bierton, een stevig gemonteerd deksel, een kijkgat, soms in datzelfde deksel, soms in de zijkant van de ton, soms zelfs een drukmeter en een tap. In elk geval was een kraantje voorzien om lucht af te laten. De as liep niet doorheen de ton, maar was gemonteerd aan hechtingen aan beide zijden van de ton. In de ton waren soms wel, vaker niet roervakken aangebracht. De montage van de ton in het draagstel is eerder schuin waardoor een krukaseffect werd verkregen. De specifieke over de kopgaande tuimeling was voldoende om boter te verkrijgen. De aandrijving gebeurde manueel met een handzwengel. (Landbouwcollectie Leiedal)
2/5
Meer informatie over dit beeld

Driewielkar

Het verspreidingsgebied van de driewielkar met zwenkend voorwiel lag hoofdzakelijk in Oost- en West-Vlaanderen. Ze was aanwezig op elke boerderij waar trekdieren werden gehouden en waar een zekere oppervlakte werd bewerkt. De oorsprong ervan is niet helemaal duidelijk. Wellicht situeert het begin zich ergens rond 1800 en is ze afgeleid van de tweewielkar die ouder is. De Vlaamse driewielkar was meestal altijd een kipkar. De laadbak kon dus worden gekanteld zonder dat het paard moest worden uitgespannen. Ze was behoorlijk zwaar van constructie, kon bijgevolg relatief grote lasten vervoeren, maar was ook duur in aankoop. Het grote voordeel van de driewielkar met zwenkend voorwiel was de kleine draaicirkel, wat het manoeuvreren bevorderde. Daarnaast was ze door de driewielconstructie ook vrij stabiel. Net zoals bij de tweewielkar en de wagen waren de twee achterwielen vrij groot. Het hielp om de kar vlotter te laten lopen. Ook hier stonden de spaken van het wiel niet recht op de as, maar opvallend schuin naar buiten opgesteld (‘overspaakt’). Dit hielp om beter (on)diepe putten in de weg te passeren. De wielen stonden ook altijd in een V opgesteld, onderaan dus dichter bij elkaar dan bovenaan. Dat hielp om het slingeren tegen te gaan en de kar dus vlotter te laten lopen. (Provinciale collectie Bulskampveld)
3/5
Meer informatie over dit beeld

Wentelploeg

Deze zeldzame ploeg is een eenscharige keerploeg getrokken door het paard. Het is een vrij lichte ploeg, met geringe ploegdiepte en werd vooral op zandgronden gebruikt. Deze ploeg is wellicht afkomstig uit de zanderige Kempen (of eventueel uit Nederland). Typerend is het ploeglichaam dat onder de ploegboom kan kantelen (vandaar ook de bijnaam ‘onderwentelaar’). Het ploeglichaam is één gebogen risterplaat met boven- en onderaan een schaar en zoolijzer. Een schaar doorsnijdt de grond horizontaal, een rister keert de aarde om. Een koutermes, dat de grond verticaal snijdt, is hier niet aanwezig. Vooraan is er een voetje waarmee de diepte wordt geregeld en een trekregelaar voor de ploegbreedte. Achteraan is er een enkele staart met handvat. Aan het einde van een ploegvoor draaide de boer paard en ploeg in tegenovergestelde richting terwijl de lichamen werden gekanteld. Op die manier moest hij niet een hele rondgang maken om verder te kunnen ploegen. Het gebruik van de onderwentelaar is minder praktisch dan de dubbele wentelploeg. Dergelijke (onder)wentelploeg is heel uitzonderlijk en is niet gekend in andere erfgoedcollecties. (Openluchtmuseum Bachten de Kupe)
4/5
Meer informatie over dit beeld

Aardappelrooimachine

Voor het mechanisch rooien (oogsten) van aardappelen bestonden verschillende modellen. Dit is een variant waar de vorken bevestigd waren aan een centrale schijf. De aardappelen werden eerst door de grote schaar onderaan opgelicht. Met het enkele werprad – voorzien van tien viertandvorken bevestigd op een ronddraaiende schijf - werden ze niet in rijen afgelegd, maar letterlijk weggeworpen. Vrouwen en kinderen verzamelden de aardappelen bij elkaar. De boer moest wachten tot de volledige rij was geraapt om met de volgende rij te starten. Om te vermijden dat her en der aardappelen moesten worden gezocht, bouwde de boer soms een eigen constructie aan de machine, voorzien van een grote juten zak die de aardappelen zoveel mogelijk opving. De ijzeren wielen zijn voorzien van uitsteeksels en een hoepel rondom om zo min mogelijk weerstand te ondervinden van de losse grond. (Landbouwcollectie Waregem)
5/5
Meer informatie over dit beeld