Menu toggle

Het ontstaan van het zelfportret heeft alles te maken met de veranderende status van de kunstenaar. Waren beeldhouwers en schilders in de Middeleeuwen nog gewone handwerkslieden, tijdens de vroege Renaissance kregen ze steeds meer de status van de kunstenaar zoals wij die kennen: bewonderd en hoog gewaardeerd. Bewonderaars raakten geïnteresseerd in de kunstenaar-zelf: zijn leven, werk en verschijning. Zo ontstond ook de belangstelling voor portretten van kunstenaars. Daarnaast waren zelfportretten een manier voor de kunstenaar om zijn meesterschap te etaleren.

De vroegste zelfportretten zien we in de 15de eeuw ontstaan. Denk maar aan het schilderij van Jan Van Eyck, Portret van een man met rode tulband, dat naar alle waarschijnlijkheid een zelfportret voorstelt. Of de portretten van Dürer. Zo ver in de tijd gaan we hier niet,  maar kozen voor portretten van de 18de tot en met de 20ste eeuw. Van Suvée tot Raveel :

Zelfportret

In 1771 behaalde de Bruggeling Joseph-Benoît Suvée met het schilderij De strijd tussen Mars en Minerva de felbegeerde Prix de Rome, vóór Jacques-Louis David. Hierdoor kreeg hij de kans zijn opleiding in Rome te vervolmaken als ‘pensionnaire’ van de Franse academie. Eigenaardig genoeg stond in het proces-verbaal van de academie vermeld dat Suvée uit het Noord-Franse Armentières afkomstig was. Bij zijn inschrijving had Suvée over zijn geboorteplaats gelogen omdat hij toen als ‘vreemdeling’ geen aanspraak kon maken op een verblijf aan de eerbiedwaardige Académie de France. De Bruggelingen namen hem deze leugen echter niet kwalijk want op 16 oktober 1772 werd hij met veel luister in zijn geboortestad ontvangen. Bij die gelegenheid schonk hij dit karakteristieke zelfportret aan de academie waar hij als achtjarige jongen zijn eerste opleiding genoten had. In dit ovale portret schilderde de zelfbewuste Suvée zich tijdens het ontwerpen van de bekroonde compositie die zich nu in het museum van Rijsel bevindt.
1/10
Meer informatie over dit beeld

Zelfportret van P.F. De Noter in zijn atelier

Het zelfportet in zijn atelier is gedateerd 1817. In dat jaar nam De Noter deel aan het Salon met een aantal schilderijen, waaronder dit werk. Het schilderij is niet zomaar een zelfportret. De kunstenaar heeft ook zijn atelier geportretteerd. Het is dus eveneens een interieurgezicht. Interieurgezichten van de meer eenvoudige huizen uit die periode komen niet veel voor. Meestal tonen die luxueuze interieurs van de adel en de burgerij of openbare gebouwen. Ofwel zijn het genretafereeltjes die vaak een geromantiseerd beeld geven. Hier gaat het echter om een concreet interieur. Rond 1817 verhuisde De Noter van Bij Sint-Jacobs naar de Sleepstraat. Mogelijk was deze verhuis dus de aanleiding om zijn oude of zijn nieuwe atelier af te beelden. Bijkomend onderzoek laat hopelijk toe te achterhalen over welke locatie het gaat. Het wapenschild op de achterzijde van het schilderij verwijst vermoedelijk naar de heer d’Hane de Stuyvenberg. Hij was een tijdgenoot van De Noter en bezat een aantal van diens schilderijen. Eén ervan was een versie van het Gezicht op de Sint-Niklaaskerk, dat afgebeeld is op het zelfportret. In onze eigen verzameling hebben we 2 versies van dit schilderij.
2/10
Meer informatie over dit beeld

Zelfportret

Emile Claus schilderde dit zelfportret in 1874, het jaar waarin hij afstudeerde aan de Antwerpse academie. Het portret toont in zijn coloriet een verwantschap met de zelfportretten van Van Dyck, een gelijkenis die uiteraard ook verstrekt wordt door de in die tijd modieuze snor en sik. Claus bleef voorlopig in Antwerpen wonen, waar hij vanaf juni 1874 werkzaam was in het atelier van één van zijn leermeesters, de historieschilder Nicaise De Keyser. Hij gaf ook tekenles aan kinderen van vooraanstaande Antwerpse families en verwierf bij de Antwerpse burgerij reputatie als portretschilder. Claus debuteerde in hetzelfde jaar 1874 op het Gentse Salon eveneens met een portret, dat van zijn vriend de beeldhouwer Joris.
3/10
Meer informatie over dit beeld

Zelfportret

Theo Van Rysselberghe leverde zijn beste werk als portrettist. Dit talent komt al tot uiting in dit vroege werk, geschilderd omstreeks 1880, op achttienjarige leeftijd. De kunstenaar schept een mysterieuze sfeer door zich af te beelden met het hoofddeksel ver over het hoofd getrokken, zodat de schaduw van de rand zijn blik verdoezelt. Alle aandacht gaat naar de jeugdige wangen, de wilskrachtige neus en kin en het sensuele mondje met de pijp. We zien hier al iets van de dandy die we kennen uit zijn brieven en latere zelfportretten.
4/10
Meer informatie over dit beeld

Zelfportret

Zelfportret van Louise De Hem (1866-1922) van rond 1890. De jonge kunstenares kijkt de toeschouwer frontaal aan. Zij heeft een lichtblauwe jas aan boven een witte bloes met kanten kraag. Zij is afgebeeld tot op borsthoogte.
5/10
Meer informatie over dit beeld

Zelfportret Jozef De Coene

Dit zelfportret door Jozef De Coene (1875-1950) werd geschilderd rond 1906, wanneer zijn leven een paar ingrijpende wendingen neemt, zowel privé als professioneel. In oktober treedt hij te Rijsel in het huwelijk met de Française Jeanne Courmont. In december opent ook zijn eerste fabriek in de Minister Vandenpeereboomlaan, een zaak die zou uitgroeien tot een van de meest vernieuwende meubelfabrieken van België. Jozef De Coene is op dat moment 31 jaar oud. Hij stelt zichzelf hier echter niet voor als zakenman, maar wel als kunstenaar. Hij heeft zijn schilderspalet en penselen in de hand en draagt een schildersmantel. Hij poseert voor een fragment van een antiek fries en kijkt de toeschouwer zelfbewust en met indringende blik aan. Laat het avontuur beginnen
6/10
Meer informatie over dit beeld

Zelfportret

Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef Frits Van den Berghe in Nederland, samen met de gebroeders Gustave en Leon De Smet. Daar ontwikkelde hij een expressionistische stijl die hij later zou verlaten voor surrealistisch getinte werken. In 1917-1918 keerde hij naar België terug voor een ambt bij het Vlaamse Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in Brussel. Deze houding tijdens de Duitse bezetting kwam hem duur te staan want na de wapenstilstand moest hij opnieuw het land ontvluchten en ontnam de Gentse gemeenteraad hem zijn benoeming tot leraar aan de academie. Na de oorlog vinden we hem terug in Nederland tussen een groep verbannen activisten waaronder de dichter René De Clercq en de beeldhouwer Jozef Cantré. Dit zelfportret uit 1919 is een voorstudie voor het grote werk De bannelingen. Rond de centrale figuur van De Clercq groepeert de kunstenaar een aantal politieke bannelingen onder wie Cantré, Victor De Knop en zichzelf.
7/10
Meer informatie over dit beeld

Uitnodiging tot het paradijs

Tijdens de Eerste Wereloorlog vluchtte Edgard Tytgat naar Engeland. Daar legde hij zich toe op grafisch werk. Met gekleurde hout- of linosneden illustreerde hij het sprookje van Roodkapje en andere verhalen. Ook na de oorlog behield Tytgat een voorkeur voor verhalende, vaak humoristische taferelen, in een vaak primitieve en volkse schilderwijze. Hier zien we een boot met kinderen die aanmeert bij een paradijselijk eiland waar Sint-Niklaas hen opwacht. De afbeelding op het zeil van de boot verwijst naar de passage in de Bijbel waar Christus zegt: ‘Laat de kinderen tot mij komen’. In de ommuurde tuin van het eiland beeldde de kunstenaar zichzelf af te midden van spelende kinderen. In datzelfde jaar maakte Tytgat een houtsnede met dezelfde voorstelling.
8/10
Meer informatie over dit beeld

Silhouet van de schilder

Tussen midden 1907 en november 1908 maakte Spilliaert een uitzonderlijke reeks zelfportretten. Het schetsboek dat Spilliaert in 1907 in gebruik nam, bevat verschillende voorbereidende studies en tekeningen. Van de zelfportretten ontstaan er een tiental in 1907, waaronder dit zelfportret (silhouet van de schilder), en een negental in 1908. In de voorstellingswijze van het onderwerp is er een duidelijke compositorische evolutie. De eerste portretten uit 1907 zijn hoofdzakelijk met penseel en pen in Oost-Indische inkt uitgevoerd. De figuur van de kunstenaar is voor een neutrale of monochrome achtergrond opgesteld. Dit portret breekt voor het eerst met deze sobere benadering. Door de figuur in een interieur te situeren, roept Spilliaert de burgerlijke fin de siècle interieurs voor de geest. Het plaatsen van een figuur in tegenlicht, om zo het contrast met het felle zonlicht van een zomerse dag te benadrukken, is een stijlelement dat Spilliaert aan illustrerende tijdgenoten zoals Edvard Münch en James Ensor heeft ontleend. De silhouet van de schilder is meesterlijk met het penseel aangezet in Oost-Indische inkt.
9/10
Meer informatie over dit beeld

Zelfportret met karretje

Raveel schildert zichzelf voor een landschap bij een fietskarretje met echt fietswiel. Het wiel doorbreekt de begrenzing van het schilderij. Raveel kijkt de toeschouwer zelfbewust recht in de ogen, terwijl de toeschouwer zichzelf weerspiegeld ziet in het spiegeltje op de borst van de kunstenaar.
10/10
Meer informatie over dit beeld
(Bron : http://www.cultuurwijzer.nl/oud/i000532.html en http://www.rektoverso.be/artikel/van-zelfportret-tot-selfie)